VG15

Er zijn aanwijzingen dat er volken kwamen die bezit als status belangrijk vonden. Ze overweldigden de nog bestaande natuurvolken en vernietigden de matrilineaire samenlevingen. De overwinnaars eigenden zich het voedsel en andere bezittingen toe. Waarschijnlijk zag men de nieuwe status van  bezit als een vooruitgang. Het land was niet meer van iedereen, het werd bezit van enkelingen en het bezit moest verdedigd worden. Daarvoor moest men zich organiseren, er kwamen leiders (koningen) met een elite van vertrouwelingen om zich heen. In het patriarchaat kende een leider zichzelf ook macht toe. Om zich te beschermen ging men ommuurde steden bouwen en staten vormen. Een staat is het samenbrengen van macht in een gebied binnen bepaalde grenzen. Er kwam een gelaagde maatschappij, met armen en rijken, met machtigen en machtelozen. Machtigen kunnen niet zonder machteloze mensen en moeten zich vaak handhaven met geweld.