VG12

Er ontstond een nieuw godsbeeld. In plaats van godinnen met het (aardse) leven als bron, de vruchtbaarheid van de natuur, waarin de dood bij het leven hoorde, kwamen er mannelijke goden en mannelijke  vruchtbaarheidssymbolen.  De mannelijke goden waren hemelgoden, die zich boven de natuurgodinnen stelden. De man zag er zijn evenbeeld in. De dood werd iets onnatuurlijks, men ging geloven in een leven na de dood, mensen werden zo onsterfelijk. Dit gaf de mannelijke goden veel macht. De geest werd belangrijk. Godsdiensten, geloven en bijgeloven zijn van grote invloed in het leven van mensen geweest.